woensdag 27 januari 2010









.
ONTMOETING IN 1909



Haarlem, dinsdag, 16 November, 1909.

Waarde Heer Kloosterman,

Wij spraken kort met elkander, nadat wij botsten tijdens het gehaast in den trein stappen op station Overveen. Ik moest later nog aan U denken. U was zo vriendelijk, beleefd en galant.


Hierbij zend ik U zes photographiën van den stad Haarlem.

Intussen hartelijke groeten,


Mejuffrouw M.L. Witzelius
Gedempte Oude Gracht 33 zwart
te Haarlem.

-----------------------------------------------------------------------------------------------------------------


Aan : Mejuffrouw M. L. Witzelius

Gedempte Oude Gracht 33 zwart

te Haarlem.


Amsterdam, maandag, 22 november, 1909, 5 uur 35, namiddag.




Geachte mejuffrouw Witzelius,


Ik dank U zeer voor de schoone photographiën van Uwe woonplaats Haarlem, die U mij toezond.

Ach, mocht ik maar eens met U langs deze fraaie plekken flaneren, en indien mogelijk Uwe hand dan vasthouden, dat zoude mij zeer gelukkig maken.

Na onze ontmoeting, den vorige week zondag, op het trein-station Overveen, alwaar wij beiden, tijdens dien hevige regenbui, gelijktijdig in het achterste rijtuig wilden stappen, en ik bij ongeluk met mijne overschoen Uwe slanke enkel raakte, was ik zeer onder den indruk van Uwe verschijning en Uwe mooie stem. Den gehele rit naar het verre Amsterdam durfde ik U bijna niet aan te kijken. Een enkele steelse blik was mogelijk, waarna ik mij snel afwendde toen U mijn richting op keek.

U begrijpt dat ik zeer verheugd was toen Uw bericht, aangevuld met die mooie prenten, mij gisterenmiddag bereikte. Ik ben buitengewoon benieuwd hoe U mijn adres hebt gevonden. Echter, méér nog ben ik mij er van bewust dat wij beiden kennelijk ons zeer tot elkander aangetrokken voelden.

Graag zou ik U dan ook nogmaals willen ontmoeten. Schikt het U aanstaande zondag, om 4 uur in den namiddag, in Uwe woonplaats, op den Groote Markt, vlak bij het standbeeld van Laurens Janszoon Coster?

Laat U mij alstublieft weten of U dan kunt komen, en anders zoudt U wellicht mij een tegenvoorstel dienaangaande kunnen doen.

Indachtig Uwe mooie ogen, die mij, vlak na het incident, afwisselend ernstig en glimlachend aankeken, Uwe zilveren stem, en Uwe lieftallige verschijning, verblijf ik, met achting,

Hendricus Kloosterman

Wittenburgergracht 133

te Amsterdam

HK

dinsdag 26 januari 2010

.
.
.
.
.

BRIEF  AAN  GERARD  REVE





Dinsdag, 13 maart 2001.

Geachte heer,


Natuurlijk heb ook ík me de afgelopen tientallen jaren gelaafd aan uw mooie en ontroerende schrijfsels. Er van genoten. Er om gejankt. Dat is normaal. Om die reden immers hebt u de, somtijds geniale, prachtregels op papier gezet.

Maar er is meer. De kracht van uw teksten krijgt voor mij vooral nadruk omdat ik uw mooie kop elke bladzijde zie begeleiden. Ik hoor de regels zeggen door uw fraaie stem. Denk vooral niet dat dit gevlei of ijdel gezwets is, want het is de zuivere en ondeelbare waarheid.

Terzake nu. Juist omdát u zo een fraai en doorgroefd gelaat hebt, heb ik het plan opgevat om u te fotograferen. Ik ben géén beroepsfotograaf. Bewaar me. Wél heb ik de zaak technisch en artistiek aardig, en ook zeer goed, in mijn vingers. Ik ben me bewust van de obstakels die ik zal moeten overwinnen om uw beeltenis vast te kunnen / mogen leggen. Tóch geloof ik dat ik wel een kans maak om mijn plan, vanzelfsprekend met uw toestemming, te volvoeren. U bent immers, juist als ik, op zoek naar puurheid, ongekunsteldheid.

Wat me óók zo in uw kop aantrekt is dat, naast de redelijke kracht die er van uit gaat, er ook een spoortje van twijfel is te zien. Ik kan het zeker mis hebben. Tot nu toe heb ik het moeten doen met wat de media ons van u laten zien.

Graag wil ik u eens ontmoeten. In uw eigen woonomgeving. Of in een of ander snertdorp. Geeft allemaal niet. En dan wat mooie achtergronden uitzoeken. U schijnt de reputatie te hebben dat u nogal eigenzinnig bent. Héérlijk.

U wordt er ook niet jonger op. En noem mij nu eens meer dan tien redenen waarom wij ons treffen nog langer zouden uitstellen?

Geachte schrijver van het hart. Ik zet u niet op een voetstuk. Dat hebben anderen al gedaan. Ik wil u er juist van af halen. In afwachting van uw antwoord probeer ik te overleven.

Wees gegroet.

Henry Kloostra.

..................................................................................................................................


BRIEF  VAN  GERARD  REVE























Zaterdag, 26 mei 2001.

Beste fotograaf, Henry Kloostra,

Wat een onbeschaamdheid om mijn schrijfstijl zo over te nemen; ik voel me bestolen. Lang heb ik er over gedacht of ik u de eer van een wederwoord zou gunnen. Ik dwong mijzelve, ten langen leste, om uw brief, de stijl er van, dan maar als een eerbetoon aan mijn schrijverschap te zien en mijzelve er van te overtuigen dat u zeer wel een eigen schrijfstijl zult bezitten, die meer van uzelve tot uitdrukking zou moeten kunnen brengen. Vooralsnog echter moet ik het stellen met uw na-aperij; het zij zo.

De reden dat ik u tóch antwoord, is, dat u mij in staat lijkt om vrijmoedigheid, zelfspot en onbaatzuchtigheid met elkaar te laten wedijveren, zonder een blijk van onderdanigheid te tonen. De meeste mensen, zo niet alle, zijn als ze mij per post, of per telefoon, dan wel in persoon benaderen, meestentijds uit op persoonsverheerlijking, alsmede eigen gewin. Er is nu eenmaal weinig zuiverheid en oprechtheid in de mensen.

De bekendheid die ik kennelijk heb verworven, en die ik niet nastreefde, heeft tot nadeel dat men alles van mij wil weten. Somtijds heeft dit tot resultaat dat mijn privéleven als een algemeen bezit wordt beschouwd, en men nogal vrijpostig tot mij door wil dringen. Uw brief is dan ook door mijn partner Joop Schafthuizen, om bovengenoemde redenen, bij mij vandaan gehouden. Ik vond haar bij toeval in een laatje, tussen wat kassabonnen van de slijterij, toen Joop enige dagen van huis was.

Meer dan tien redenen “waarom wij ons treffen nog langer zouden uitstellen” kan ik niet bedenken. U schrijft onderkoeld humorvol. Dat trekt me wel aan. U noemt mijn gelaat “fraai en doorgroefd”. Zonder enige twijfel heeft mijn woelige leven sporen achtergelaten; sporen die ik zelve beschouw als een verworvenheid, en die ik zeker niet (zoals zovelen wél doen in hun jacht naar een eeuwige jeugd) tracht te verbergen. Het trof mij dan ook dat u juist mijn onmiskenbaar aftakelende buitenkant als een bijzonderheid wilt vastleggen, zonder uzelve als een kunst-artiest te presenteren.

Ik ben alreeds ruim 77 jaren, en mijzelve zeer wel bewust van mijn sterfelijkheid. Nog goed bij verstand zijnde bemerk ik toch wel, zo nu en dan, bij tijd en wijle, dat een veelheid aan indrukken mijn onbevangenheid in de weg staat en een grote onrust in mij loswoelt. Een paar dagen helemaal niets doen, en mijzelve zonder skepsis overgeven aan wat rondhangen, zonder mijzelve te behoeven te verklaren, is mij dan ook zeer welkom.

Ik stem daarom ook toe om door u te worden gefotografeerd. Dat kan dan alleen in het weekeinde van 7 en 8 juli aanstaande. Joop is dan voor familiebezoek naar Parijs. U zoudt die zaterdag rond het middaguur kunnen aanschellen, en aansluitend, na de fotografie, in mijn woning kunnen overnachten, zodat wij ons niet overdreven behoeven te haasten. De foto van uzelve, en alle andere gegevens van u, die u in uw brief aan mij bijsloot, geven mij enige zekerheid, en een gevoel van vertrouwen.

Zend mij liever geen antwoord; mijn post wordt meestentijds door Joop uitgezocht, gelezen, en, indien hij dit nodig vindt, terzijde geschoven. De hele zaak zou dan zeer waarschijnlijk niet doorgaan, en Joop zoude met mij, ook vanwege zijn, mij niet onwelkome, jaloezie, in konflikt kunnen geraken. Ik ben zeer tevreden met zijn lief bedoelde regelzucht, maar soms mis ik, zo vermoed ik, door de mate waarin hij mij van de buitenwereld afschermt, waardevolle kontakten.

Welnu, ik zal naar uw komst uitzien. En indien het fotograferen niet tot het door u begeerde en door mij gehoopte resultaat zal leiden, dan kunnen wij onszelve altijd nog troosten met vrolijkheid en een goede fles Bourgogne.

Hartelijke groet,


Gerard Reve
Huize Watersnood
Posthoornstraat 6
Machelen aan de Leie
België
.

dinsdag 19 januari 2010

.




ALLES  OF  NIETS

…Kort voordat de 53-jarige vrouw haar woning rusteloos verliet had ze in een spiegel naar zichzelf gekeken. Ze had een innemend, goedlachs en waakzaam gezicht gezien met een vleugje zelfspot. Maar ze had ook gezien dat één van haar oorhangers ontbrak. Ze was hierover erg ontdaan. Het waren niet zómaar oorhangers. Deze, had ze gekregen van een goede, zo niet beste, vriendin die ze al vanaf heel lang geleden, van school nog, kende. Ze besloot om de route die ze nog geen tien minuten geleden vanaf het Italiaanse restaurant naar huis had gelopen terug te gaan, om te zien of ze de zilveren oorhanger…

Het regende licht en het waaide wat. Naar de grond kijkend, zoekend, probeerde ze de looproute in omgekeerde volgorde te reconstrueren. Hier, bij de Parklaan, had ze schuin de straat overgestoken. Ze wist nog dat ze met de vrienden, het restaurant verlatend, in een grappige bui met alle vijf gearmd naast elkaar waren gaan lopen, het toeterende verkeer totaal negerend. En daar, op de brug over de Nieuwe Gracht, hadden ze daar niet getreuzeld bij dat leuke hondje? De 53-jarige vrouw liep verder. Haar oorhanger bleef vooralsnog onvindbaar. Ze liep nu in de Jansstraat, steeds omlaag kijkend, langs een kerk, langs het gerechtsgebouw, waar ze overstak, tot vlak bij het restaurant.

“Bent u kwijt iets?” Ze keek op. Voor haar stond de Italiaan uit het eethuis. De man met het Italo-aksent, die eerder die avond met zwierige gebaren het gezelschap vrienden een mooie plek in de eetgalerij had aangewezen. “Tutto o niente” had hij gezegd. De man hield tussen duim en wijsvinger een oorhanger van zilver. De 53-jarige vrouw keek hem verbaasd aan. “Daar ben ik juist naar op zoek,” zei ze, “wat toevallig.” “Ik niet geloof dat toevallig bestaat,” zei de charmante zuiderling, “heb jij zin om met mij te kletsen wat, en misschien te drinken wat?” Hij gaf haar de oorbel.

De 53-jarige vrouw dacht even na. In een flits zag ze haar leven voorbij schieten. De ups en downs. Het lachen. De gedichten. De vriendschap. Ze keek de man tegenover haar aan. Hij had guitige ogen. Eigenlijk nogal stout. De avond was nog jong. “Ja, daar heb ik wel zin in,” zei ze ferm en ze liep samen met hem langs de verbaasde kok en de obers die hun jassen al aan hadden, langs  de dikke boomstammen die in de eetgalerij stonden en door het plafond het licht opzochten, langs de mooie gemetselde bogen, tot achterin, waar het wat donkerder was, en waar nog maar één tafeltje was verlicht met twee kaarsen, met daarnaast een mooie fles met twee sierlijke glazen, gevuld met koele witte wijn uit Toscane… 

Glimlachend keek ze hem aan, legde haar hand op zijn arm en zei zacht: "alles of niets".


HK.
.

maandag 18 januari 2010


.



ANTARCTICA


Waar ben ik aan begonnen. Eerst over land vanaf Buenos Aires met de bus helemaal naar het zuid-puntje van Patagonia, dan per schip de oversteek naar Antarctica, en vervolgens, met 20 anderen, de driedaagse tocht per tractor-bus naar de geografische Zuidpool. Ik kan voorlopig niet meer terug; moet hier tenminste acht weken
blijven.
Heb het, precies honderd jaar geleden, in december 1911 door Amunds
en gebouwde, hutje bezocht waarin Captain Sir Robert Falcon Scott en zijn kameraden, eind     januari 1912 een paar dagen teleurgesteld en gedesillusioneerd vertoefden, alvorens zij aan de zo noodlottig verlopen terugtocht begonnen..
De stijfbevroren levens-middelen staan nog op hetzelfde plankje als waarop Scott ze plaatste...

De tijd heeft hier stilgestaan, zo lijkt het.
De moderne golfplaten loodsen, die sindsdien hier zijn gebouwd, geven veel meer comfort en beschutting, maar toch wordt ik steeds weer naar dit houten hutje getrokken.

Ik probeer me in te leven in de ontberingen van toen. De gierende sneeuwstorm te voelen. De halfbevroren ledematen. Dan roept onze kok me. Er is soep, snert, lekkerrr.

HK

.