JONGETJE TE ELSWOUT
“Is het nog ver,” vroeg het jongetje van negen aan zijn moeder. Verveeld liep hij op het Landgoed Elswout achter haar aan. Tussen heuvels door, langs een beekje, over een bruggetje.
Ze stonden stil nu. “Er gebeurt hier niets, mam,” zeurde het
jongetje verder, “alleen maar bomen en water en mos en struiken.”
“Er gebeurt hier níéts.?” vroeg
zijn moeder, “dácht je dat? Let maar
eens op!”
Ze
klapte drie keer in haar handen, en zie, daar sprongen vanachter de struiken
twee kleine hertjes tevoorschijn, die met grote verbaasde ogen het jongetje
aankeken. Ze trippelden wat op en neer, draaiden
precies gelijk drie maal in de rondte, linksom, rechtsom, dan wat danspasjes,
linkerbeen, rechterbeen, steeds gelijk, en sprongen tezamen behendig over een
beekje, waarna ze in het bos verdwenen.
Het
jongetje had dit alles sprakeloos aanschouwd.
Maar het was nog niet klaar. Vanachter een boom kwam nu een konijn
tevoorschijn. Het vrolijke dier maakte
een koprol, ging op een bankje zitten en wenkte het jongetje. “Toe maar, ga er maar even bij zitten,”
moedigde zijn moeder hem aan.
Hij
ging naast het konijn zitten en raakte de zachte vacht voorzichtig aan. En zie, langzaam werd het jongetje lichter en
lichter, tot hij los kwam van het bankje, en opsteeg, tussen de bomen door, de
blauwe lucht in.
Niemand heeft hem ooit nog teruggezien.