DE HOUTVAART
|
Foto: Vrienden van de Houtvaart. |
Het Haarlemse openluchtbad De Houtvaart was die warme
zomerdag in 1957 overvol. Mijn familie had een plekje gevonden aan de rand van
het 50-meter bad. Onze moeder, Paula, had een groot kleed uitgespreid op het
gras, en zette bekers limonade en wat boterhammen klaar voor de hele bubs. Ze
had een korte broek aan, en een witte bloes met franjes, waarvan ze wat
knoopjes had losgemaakt om de zon toe te laten. Vader Bas was er na veel
gehannes in geslaagd om twee houten ligstoelen op te zetten, en zat tevreden
ogend onderuit gezakt in z’n hemd en korte broek een krant te lezen, terwijl
hij een pijp rookte.
Ik was elf, en nét niet de jongste. Meestal speelde ik
met mijn broertje Florian, die net acht was geworden en nog niet zo goed kon
zwemmen, in het ondiepe bad. Van mijn
drie zussen was Cecile, die bijna achttien was, een echte waterrat. Ze trok
baantjes met de moderne borstcrawl-slag, en sprong keer op keer van de hoge.
Aja, die met haar benen over de rand van het bad
bungelde en haar teennagels had gelakt, want ze was al vijftien, riep naar mijn
oudste zus Klara, bijna volwassen, dat ze ook van de hoge moest, maar die had
daar geen zin in. Ze las liever in haar boek, en wuifde het voorstel weg met
haar goede hand.
Toen Florian en ik even moe waren van het gespetter
gingen we met onze natte zwemkleren op een handdoek zitten en kregen van moeder
een boterham met pindakaas en een kartonnen beker met limonade. “Hé, Marlou
krijgt er twee,” gilde Florian, en graaide naar mijn boterhammen. “Zij is in de
groei,” suste moeder, en ze aaide over mijn haar.
Het was erg warm die dag. We moesten oppassen dat we
niet te lang in de zon lagen, en kregen tegen zonnebrand wat creme
opgesmeerd. Moeder was altijd opgewekt,
en ze lachte veel; zij was de zon in ons gezin.
We zaten met z’n allen bij elkaar wat te eten toen er
een man kwam aanlopen met een opgevouwen ligstoel onder zijn arm. Het was een grote gespierde vent, wel bijna
twee meter, met een enorme gebruinde borstkas, lange gebruinde benen en een
brede grijns. Hij begon de ligstoel uit te vouwen en probeerde die neer te
zetten. Dit lukte hem steeds maar niet, en vader vroeg aan hem: “Kan ik u
helpen.”
“Well, I could use some assistance, because I can not
see how this works.” We begrepen dat de man Engels sprak. Vader kende die taal
ook wel een beetje, en zei: “I could try to help you.” Na enige tijd was het vader gelukt om de
ligstoel goed neer te zetten, en kon de man gaan zitten. Vader gaf hem een hand en stelde zich
voor. “And what is your name,” vroeg vader. “Johnny Weissmuller.” antwoordde de
vreemdeling, “I was in this Swimmingpool in 1928, training my breastcrawl for
the Olympic Games, and now that I was in Haarlem on holiday, I thought it would
be a good idea to return to De Houtvaart for a while.” Vader legde ons uit wat de man had gezegd,
en we waren stomverbaasd.
Cecile had zich al die tijd vergaapt aan de atletisch
gebouwde man, en ik zag haar in d’r filmsterren-schoolagenda kijken. Ineens
stond ze op, liep naar hem toe, en zei in haar beste school-engels: “I think
that you are the famous moviestar Tarzan…!”
“Yes, I played Tarzan in the movies, you are right,”
beaamde de vreemdeling breed lachend, en gaf Cecile een hand. Florian stootte me aan, en fluisterde:
“Tarzan?, de èchte Tarzan?” Moeder zat ongelovig te kijken naar de beroemde
filmster. Ze legde een arm om mijn schouder, wees naar de geweldig gespierde
armen van de man, en zei: “Daar hangt ie mee aan die lianen, tussen de bomen,
als ie zijn beroemde Tarzan-roep doet.” Klara kwam nu wat dichterbij zitten, en
begon samen met vader en Cecile met de Amerikaan te praten. Die had zichtbaar plezier in de conversatie,
en wilde van alles van ons weten.
Vooral Cecile was aan het woord, en ze vertelde
Johnny, terwijl ze bewonderend naar zijn gespierde lijf keek en af en toe
bloosde, dat wij de volgende week met z’n allen in de zomer-vakantie naar ons
eigen huisje in Trahütten, in Oostenrijk zouden gaan.
“Now that is a coincidence,” zei de Amerikaan lachend,
“ik was juist van plan om bij mijn jongere broer Peter in Graz op bezoek te
gaan.” Verrast keken we elkaar aan, en nadat vader even met moeder had overlegd
nodigde hij Johnny meteen uit om een paar dagen bij ons te komen logeren in
huisje Eduard, om daar een kop Frittatensuppe en Leberknödel en de
vlierbloesem-omelet van moeder te proeven, en wat te helpen met houthakken.
Johnny zei dat hij dat very nice and a great opportunity zou vinden, schreef
het adres op en sprak met vader af dat hij op de eerste dag van onze vakantie
meteen op bezoek zou komen.
De middag in De Houtvaart vlóóg om. Johnny Weissmuller
zwom diverse malen met zijn flitsende borstcrawl een wedstrijdje met Cecile, en
hij liet haar voor de grap een keer winnen; zogenaamd kramp. Ook zagen we hem
een paar keer een pracht snoekduik maken van de hoge. Niemand van de andere
mensen in het bad had de Amerikaan nog herkend; het was ons geheim… Aan het einde
van de middag, toen we naar huis zouden gaan, namen we met z’n allen afscheid
van onze nieuwe vriend. Florian lachte
wat bedeesd, keek naar zijn eigen dunne armen, en voelde toen even aan de
enorme spierballen van de filmster. Ik gaf hem een hand, glimlachte wat naar
hem, en moest denken aan die film-vrouw, Jane, die zo goed met de
oerwoud-dieren bevriend was, en die telkens door Tarzan werd gered…
|
Foto: Vrienden van de Houtvaart. |
De zomervakantie was begonnen, en we reden met onze
oude Citroën Traction Avant, waarvan de voordeuren nog naar achteren openden,
in drie dagen vanaf Haarlem naar ons huisje in Trahütten. Onderweg sliepen we
dan in jeugdherbergen en hotelletjes. Vooral in Oostenrijk duurde die reis
altijd erg lang. Vaak reden er boerenwagens op de weg, zodat je haast niet kon
opschieten. Het laatste stuk van de weg
naar Huisje Eduard, dat op bijna 1000 meter hoogte lag, was slecht begaanbaar,
en deze keer helemaal, omdat het had geregend en de autowielen, op de verharde
weg schuin omhoog, af en toe doorslipten op steenslag. Wij kinderen moesten dan
uitstappen en de Citroën vooruit duwen totdat de banden weer grip kregen. Opeens slipte onze auto van de weg af en
bleef met een voorwiel in de prut steken. Het wiel kreeg geen grip meer en de
wagen hing helemaal schuin. We probeerden met z’n allen te duwen, maar er kwam
geen beweging meer in.
Er stopte een taxi achter ons. De chauffeur stapte
uit, en ook de passagier. Tot onze verrassing was dat de Amerikaan, die naar
ons huisje op weg was. Hij begroette ons hartelijk, met een brede grijns, en
gaf ons allemaal een hand. “Can I help,?” vroeg hij, en zonder antwoord af te
wachten tilde hij de zware auto aan de voorkant op en sleepte hem terug op de
weg.
We stonden dit met open mond te bekijken, en begonnen
spontaan te klappen. De Citroën werd door vader weer gestart en we reden
voorzichtig verder, gevolgd door de taxi met Johnny Weissmuller er in én Cecile
en Klara die naast hem mochten zitten, totdat we eindelijk bij het huisje
aankwamen.
De boodschappen en etenswaren die we van huis hadden
meegenomen werden uitgepakt, en het werd een gezellige boel. Het was prachtig
weer en we konden in de namiddagzon buiten voor het huisje zitten. Johnny, nu gekleed in een moderne
spijkerbroek en een woudlopers-overhemd, hielp met hout hakken. Samen met vader
zaagde hij met een trekzaag de stammetjes kleiner, sloeg dan met één geweldige
bijl-klap de houtblokken doormidden en droeg vervolgens hele stapels hout naar
binnen, alwaar moeder al volop bezig was bij de houtkachel met het klaarmaken
van allerlei lekkere hapjes. Johnny gaf
haar een houtje waarmee ze de ovendeur die telkens open viel, kon dicht
klemmen.
Cecile, Klara en Aja zaten op een hekje te kijken naar
de stoere Amerikaan. Ik mocht er niet bij blijven, want ik moest van vader onze
Florian bij de koeien van Schirrmeister vandaan gaan halen.
Na het avondeten gingen wij kinderen samen met Johnny
bosbessen plukken. Hij vertelde dat hij in de tijd dat hij Tarzan speelde veel
geleerd had over het leven van de dieren in het oerwoud. Hij schopte zijn
schoenen uit en liet ons zien hoe je als een chimpansee met handen en voeten in
een boom klimt. M’n zussen keken bewonderend toe. Florian riep: “Dat kan ik
ook!” Ik keek naar de gespierde armen van Tarzan, en dacht weer aan Jane.
Terug bij het huisje begon het te schemeren en we
gingen binnen zitten. Moeder pakte het emmertje met bosbessen aan om er mee te
gaan toveren. We deden spelletjes, Monopoly en Mens Erger Je Niet, en Tarzan
leerde ons om dierengeluiden na te doen. Cecile en Klara begonnen Engelse
liedjes te zingen. Daar was ik ook goed in, want ik kende veel teksten bijna
uit m’n hoofd. We zongen: Hello Marilou en Bye Bye Love, Buona Sera, True love,
Only you, en Heimweh. Vader glimlachte voortdurend, en bromde wat onwennig mee.
Moeder vond het allemaal prachtig, en ze tikte met haar wijsvinger op tafel de
maat. De Amerikaan zong ook mee. Hij had een mooie mannen-stem, een brede lach
en hij gooide steeds met een zwiep een lange haarlok naar achteren. Aja zat
intussen een portret van Johnny te tekenen, en ze deed moeite om te voorkomen
dat Florian met zijn kleurpotloden op haar schetsboek zou krassen.
Om elf uur zei vader: “Moeder, we gaan slapen, want de
gasten worden moe…”, en hij knipoogde naar haar. De slaapplaatsen werden verdeeld. Klara,
Cecile, Aja en ik in de benedenkamer. Moeder en vader in de huiskamer, en
Florian met Johnny in de zolderkamer. Ik zag Tarzan met twee, drie sprongen de
ladder opvliegen, waarna hij Florian de hand reikte en hem naar boven trok.
Beneden konden we haast niet slapen door alles wat er
was gebeurd, en we kwebbelden nog een tijdje. Ik lag naast Klara, en Cecile lag
met Aja in het andere bed. Midden in de nacht werd ik wakker van een geluid,
maar Klara suste me, ze wist dat dat het nachtdier was, de zevenslaper, die
vanuit de eik op het balkon was gesprongen, en daar rondscharrelde op zoek naar
etensresten.
Ik ontwaakte de volgende ochtend nogal vroeg en keek
door het geopende raam naar buiten. De zon scheen al volop en de koeien van
Schirrmeister liepen in de wei te grazen.
In de stilte hoorde ik ineens het raam van de zolderkamer piepend open gaan,
en kort daarna een ongelooflijk luide kreet: de Tarzan-kreet! Mijn zussen en ik stormden in ons nachtgoed
naar buiten, en we zagen door het geopende zolderraam het hoofd van Tarzan. Hij
hield zijn handen als een trechter voor zijn mond, en daar was nóg eens die
bloedstollende kreet. De koeien in de wei keken verbaasd op, tientallen vogels
gingen kwetterend en dicht naast elkaar op boomtakken zitten. Uit het bos
sprongen wel twintig hertjes tevoorschijn die rondjes om elkaar heen begonnen
te draaien.
Daar klonk de kreet voor de derde keer. De koeien
begonnen in de rondte te springen, met luid klinkende koeiebellen, hun
achterpoten hoog in de lucht. Moeder en vader stonden in hun nachtkleding, met
Florian die van schrik de zoldertrap was afgespurt tussen hen in, op het balkon
en vergaapten zich aan het schouwspel.
Bij het ontbijt werd er levendig nagepraat over de
actie van Johnny. We waren stomverbaasd geweest zoals we de dieren hadden zien
reageren op de oerwoudkreet van onze gast. Breed lachend zei hij dat hij het nu
eenmaal niet kon laten, als hij in such a natural surrounding was.
Later die ochtend moest de Amerikaan onverwacht als
Tarzan in actie komen, toen ik in de grote berk was geklommen, en de zijtak
waarop ik zat dreigde af te breken. Ik durfde me niet meer te bewegen, zag de
tak langzaam steeds verder afscheuren en riep om hulp. Cecile en Aja stonden
angstig toe te kijken. Iedereen kwam
aangerend.
Ook Johnny. Zonder dralen zwiepte hij aan een,
toevallig daar hangend, touw vanuit de kersenboom naar me toe, greep me om mijn
middel juist toen de tak het begaf, en veilig landde ik in zijn sterke armen op
het kampeerveldje. Vervolgens zei hij met zijn brede grijns: “Me Tarzan, you
Jane…” Ik voelde me in de zevende hemel, en ik zag Cecile een tikkeltje jaloers
naar me kijken…
We vonden het erg jammer dat Johnny ons die middag
ging verlaten. Vader pakte zijn Agfa Clack, en liet buurman Schirrmeister een
mooie groepsfoto maken.
Die foto, zwart-wit, staat nog altijd bij mij op de
piano. In het midden reus Johnny Weissmuller, links en rechts naast hem moeder
en vader, en wij kinderen daaromheen.
Op de achtergrond Haus Eduard.
We lachen allemaal breed.
HK.