dinsdag 22 januari 2019


SNEEUW

Dat viel goed tegen toen ik vanochtend wakker werd en uit het raam keek. Sneeuw. Bijna kniediep. Nou ja, het gaf ook een beetje geluksgevoel, dat wél, maar ik bedacht hoe ik ooit bij mijn oude moeder, 106 alweer, zou kunnen geraken. Het openbaar vervoer zou nu wel flink ontregeld gaan worden, en fietsen was al helemáál geen optie.

Ik dacht aan vroeger, toen je juist heel blij was met zo een toestand buiten. Dat je dan dacht: jaaaaa lekker, dat wordt buitelen en pret en lachen. Met een klein balletje beginnen, en dan op het laatst met z’n allen tegen een enorme bol aan zitten te duwen waar dan geen beweging meer in was te krijgen. Je handen en je gezicht waren dan rood van de kou, en je huppelde blij naar huis, want daar was je moeder met warme chocolademelk en een stuk ontbijtkoek met dik boter er op.

Maar nu had ik dan dus die bedenkingen. Waarom kon ik niet gewoon alleen maar opgetogen zijn met wat ik buiten zag.? Zou ik moeder Milagros maar gaan opbellen om haar te zeggen dat ik vandaag niet langs zou kunnen komen.? Ik zou met haar sowieso niet naar buiten kunnen in deze toestand…
Daar ging de telefoon. Moeder. “Jongen, kóm je nog straks; de warme chocolademelk staat klaar hier; ik heb mijn oude rubberlaarsjes gevonden; ik wil erop uít.”
Ik voelde me ineens blijmoedig en opgewekt. Met een brede glimlach riep ik: “Ik kom eraan.”