woensdag 26 juni 2013

 .



.
.
.

GRAS  MAAIEN



“Maai jij even het gras,”   vraagt ze me.
Ik doe niets liever, dus begin ik blijmoedig, trekkend en duwend met haar ouderwetse handmaaier, aan die postzegel van drie bij vier meter.  
Vanaf de buitenkant cirkel ik, wretsj, wratsj, naar het centrum.   Fluitje van een cent.   Bijna klaar.










Hé, wat is dat, daar in het midden staat een madeliefje.   Ééntje maar, meer niet…


“Wat doe je,” vraagt ze. 
Ik kijk op.   
Mijn schaartje hapt lucht.   
“Ik knip even wat gras weg, hier.”   Schaapachtig kijk ik haar aan. 

Dan ziet ze het bloempje, strijkt door mijn haar, lacht naar me en zegt: “Je bent me d'r een...   Kom je koffie drinken?”


HK.



zaterdag 1 juni 2013

.





GEVEL  GEDICHT



Poëzie is meestal zacht, vol van gevoel en mededogen.
Soms is het wat scherper, rauwer; soms schuurt het…

Tegenover het Scheepvaartmuseum in Amsterdam, op een woongebouw aan het Kattenburgerplein, zie je de laatste strofe van een gedicht van mij, als gevelgedicht uitgekozen door de Stadsdeelraad.




                                                               
                                                               


Het komplete gedicht vind je in de uitgave: "Eilander Gedichten", een initiatief van Wil Merkies.



Het oproer ten einde / voedsel voldoende / weinig te wensen / maar onrust blijft.
Geld op de bank / auto, vakantie / leven en lachen / vrienden genoeg.
Blond werd kleur / buren ontwijken / kijken uit ramen / sluiten de rijen.

("Het oproer" gaat over het aardappel-oproer in deze buurt, 100 jaar geleden.)



HK.


maandag 11 februari 2013

.




O, DE  LENTE 
  

Ik verlang zo naar de lente,
die de winter zal verdrijven.
Merels in de bosjes, koetjes in de weide,
huppelende lammetjes en mekkerende geitjes.
Blaadjes aan de bomen, eendjes in de vijver,
fladderende vlindertjes, de duisternis voorbij,
o, wat maakt me dat toch blij,
en dat allemaal voor mij...

Ik verlang zo naar een geliefde,
die de koude zal verdrijven.
Lopen door de velden, fietsen op de heide,
hand in hand de wereld in, de somberheid vermijden.
Zuchten van verliefdheid, nooit meer hoeven lijden,
kussen op een bruggetje, de regenboog voorbij,
o, wat maakt me dat toch blij,
en dat allemaal voor mij...


  Marlou Witzel.
Henry Kloostra.


zaterdag 19 januari 2013



.

ALPE  D’HUEZ


Eindelijk gaat het gebeuren! De Alpe d’Huez. Die ‘Nederlandse berg’ van de Tour de France, ga ik vandaag beklimmen! Ik ben 71 en helemaal geen wielrenner. Ik kom, in het kleinste verzet, met moeite de Keuterberg in Limburg op.  Maar het is gewoon de uitdaging die ik mezelf opleg. Iets bijzonders doen.    

Het is een mooie dag, volop zon al, half mei, acht uur in de morgen. Er staat geen wind. Auto geparkeerd. Fiets er uit. Het is een gewone stadsfiets met wat versnellingen, waaronder een heel lage: één keer rondtrappen: 167 centimeter vooruit. Korte broek aan.  T-shirtje. Geen merken of teksten.  Gewoon simpel fietsen. Water in de flessen. Bananen mee. Karren maar.

De helling is gemiddeld 8½ procent, niet mis dus. Ik schakel terug naar de laagste versnelling en dan valt het eigenlijk best mee. Ik kom weliswaar haast niet vooruit, maar ik kan het zo wel een paar uur volhouden, lijkt me. Ik ben niet de enige op de berg. Regelmatig word ik ingehaald door de betere coureurs. Een meisje van een jaar of elf, in flitsende wielerkleding op een echte racefiets, passeert me alsof ik stil sta. Ze kijkt me even aan, en lacht. Licht spottend? Ik maak mezelf wijs dat ik haar al gauw weer voorbij zal gaan.

Er zitten 21 haarspeldbochten in deze weg en dat 13½ kilometer lang. Een rechterbocht moet ik heel ruim, over de linkerheft van de weg, nemen anders kom ik stil te staan. Ik maak 60 omwentelingen per minuut. Na ruim 3 kwartier ben ik op de helft.

Heel vroeger, 12 was ik, deden we óók aan wielrennen. Met m’n broer en wat vriendjes. We hadden fietsen met een mooie koplamp, een extra schijnwerper, twee dynamo’s, zijspiegels, en trommelremmen. Geen versnellingen. Alleen maar een heel groot verzet. 44 Tanden vóór, en 12 tandjes achter… We kwamen haast niet op gang. Na vijfhonderd meter was ik dan volkomen buiten adem. Dat komt allemaal omdat ik in een heel strenge winter, januari 1942, ben geboren. Dat werkt tóch door… Nooit heb ik zo’n wedstrijdje gewonnen. Wel één keer tweede.

De Alpe d’Huez geeft zich nog niet gewonnen. Omdat ik steeds hoger kom is de lucht dunner, minder zuurstof. Steeds vaker word ik nu gepasseerd, maar opgeven, daar denk ik nog niet aan. Vaak zie ik renners, die mij inhalen en voorbijvliegen, smalend lachen. Opa’s laatste stunt… Had ik niet veel beter op de camping kunnen blijven? Lekker met mijn verloofde een bakkie drinken en een boekje lezen in een luie stoel?

Bijna twee uren ben ik nu onderweg. De laatste kilometer. Een 11 % steile helling is het hier. Nog even doorzetten. Hé, wat is dat? Zie ik het goed? Naast me fietst ineens Fausto Coppi. FAUSTO  COPPI.! Il grande Campione Italiano.! Hij houdt in, past zijn tempo wat aan en vraagt me of het goed gaat. Mijn vroegere cursus Italiaans komt nu goed van pas. Hij zegt dat hij het prachtig vindt dat er nu eens iemand de berg op fietst die géén haast heeft, níets wil presteren, maar slechts boven wil komen. Hij stelt voor om op de top samen een biertje te nemen, en wat te praten. Half buiten adem neem ik zijn aanbod aan. Hij fietst alvast vooruit.

 
Na een moeilijk kwartier ben ik boven. Van 680 naar 1850 meter hoogte. 2 Uren, 13 minuten en 11 sekonden. Fausto Coppi deed het eerder in 45 minuten en 22 sekonden.

Daar zit hij al op een terrasje op me te wachten. Hij schudt hartelijk mijn hand. Twee grote koele gele rakkers staan op tafel. Uitgeput ga ik zitten. We heffen het glas. Al gauw zitten we lekker te kletsen. Overal zie ik jaloerse blikken. Een groepje Nederlanders, waaronder Mart Smeets en Tim Krabbé wil aanschuiven, maar Fausto wijst ze af. “Nee, nu even niet.”

Ruim een half uur babbelen we door. De kampioen nodigt me uit om een week te komen logeren in zijn villa in Castellania. We trekken onze agenda’s. Ik maak nog een paar foto’s van ons samen en neem hartelijk afscheid van Fausto. Daar fietst hij al weer naar beneden. Wát een kuiten. Had ik maar één zo’n been…

Na nog een kwartiertje rust sta ik op, check mijn remblokjes en ga terug omlaag. Heerlijk, bijna vlíegen. In de bochten komt de rook van mijn remmen, maar ze houden het, en na 14 minuten sta ik weer naast mijn auto.

Volgend jaar misschien Mont Ventoux?

HK


.